Rollende schapen | kort verhaal
Ik deed mee aan De Grote Lowlands Schrijfwedstrijd en mijn verhaal, geschreven vanuit een jong meisje dat achter in de auto zit, luisterend naar haar ruziënde ouders, belandde in de top 20. Het verhaal werd opgenomen in een ebook. Hieronder kun je het lezen (7 min. leestijd).
Vroeger reed papa altijd, maar dat mag al heel lang niet meer van de politie
Rollende schapen
Ik ben opgehouden met tekenen, want van tekenen werd ik misselijk. Ik zei tegen papa en mama dat ik moest overgeven, en papa vloekte. ‘Wat kan dat kind daar nou aan doen?’, had mama gesnauwd. Toen we gestopt waren op de vluchtstrook, hoefde ik niet meer over te geven. Terwijl we naast de auto stonden begon het te regenen. Papa had me een beetje hard bij mijn arm gepakt en weer terug op de achterbank gezet. Mama had me een kus gegeven en een walkman, samen met een koffertje vol oude cassettebandjes. Toen ik de bandjes een voor een bekeek, werd ik bijna weer misselijk. Daarom kijk ik nu tussen de voorstoelen door naar de weg, zoals mama had gezegd. Dat helpt. Voor ons rijdt een grote vrachtwagen met daarop de slogan: Altijd Onderweg naar U. Met daarnaast een levensgrote foto van een man met een bouwhelm op die naar ons wijst. Papa draait het raampje verder open en steekt een sjekkie op.
We rijden langs muren vol graffiti met daarachter dijken. Op sommige stukken gras staan schapen te grazen. Met twee van hun poten staan ze hoger dan met de andere twee, omdat het zo schuin is. Ik vraag me af of er ooit een schaap is omgevallen en de weg op is gerold. Papa piekt zijn peuk op het wegdek. Mama kijkt even opzij naar hem en dan kijkt ze mij aan via de achteruitkijkspiegel, waaraan twee pluchen dobbelstenen bungelen.
‘Gaat het weer een beetje, Piertje?’, vraagt mama.
Ik knik. Dan draai ik me om, ga op mijn knieën zitten en kijk in de kofferbak.
‘Hoi Nina’, zeg ik tegen het konijnenhok. Nina zit in een hoekje te bibberen. Ik rek me uit en steek mijn vingers door de tralies.
‘Ga op je reet zitten’, zegt papa. Ik draai me half naar hem om.
‘Ga maar even zitten Piertje’, zegt mama. ‘We zitten midden op de snelweg.’
Wij hebben een heel oude auto zonder gordels. Daarom rijden we nu al de hele tijd aan de rechterkant van de weg, al vindt papa dat onzin. ‘Die ouwe rochel haalt nog makkelijk honderd’, zegt hij altijd. Maar mama zegt dat de auto te veel herrie maakt als ze boven de tachtig rijdt en dat vindt ze eng. Dus rijden we nu tussen de vrachtwagens. Vroeger reed papa altijd, maar dat mag al heel lang niet meer van de politie. Dat is omdat papa te veel biertjes drinkt, zegt Bobby. Bobby is mijn buurjongen en hij heeft het weer van zijn vader, onze buurman. Ik had zin om Bobby op zijn lelijke kop te slaan, maar in plaats daarvan zei ik dat zijn vader een fabricagefout is, wat papa dan weer altijd over de buurman zegt.
Ik doe een bandje in de walkman. Op het hoesje staat een man met zwart borsthaar en een raar baardje. Hij heeft mascara op. Hij heeft ook een heel hoge stem, maar ik vind de muziek leuk. Een soort dansmuziek, maar dan heel oud. Ik neurie mee en ga op de achterbank liggen met mijn benen omhoog tegen het dak. Met mijn tenen probeer ik alle bruine vlekken te raken. Sommige hebben de vorm van een bloem, of van een vlinder. Ik wil aan mama vragen hoe er vlekken op het dak van onze auto kunnen komen. Ik druk op de pauze-knop.
‘…doe nou niet of het míjn schuld is Marie.’
Ik druk weer op play en zet de muziek harder. Als het nummer is afgelopen hoor ik mama zeggen: ‘… het was onvermijdelijk Willem, dat weet je. Clara en ik…’
De man met het rare baardje begint weer te zingen. Ik zie papa druk gebaren, er loopt een traan over mama’s wang.
‘… ze is precies wat ik nu nodig...’
‘…godverredomme mens, denk nou eens aan…’
Ik ga rechtop zitten. Mama en papa zwijgen nu.
Ik geef een kus op papa’s arm, op het stukje blote huid tussen twee tatoeages in. Het smaakt een beetje zout. Zonder om te kijken steekt hij zijn rechterarm naar achteren en woelt even door mijn haar. Mama durf ik geen kus te geven. Als ze aan het rijden is mag ik haar niet aanraken. Door de achteruitkijkspiegel glimlacht ze even naar me.
We zijn gestopt bij het benzinestation. Ik zit in mijn eentje aan een houten picknicktafel te wachten tot papa en mama klaar zijn met tanken. Ik wilde Nina mee naar buiten nemen zodat ze even wat kon rondhuppen in het gras, maar dat mocht niet. Ik denk aan juf Clara, van haar zou ik Nina vast mee naar buiten mogen nemen. Juf Clara is lief. Ze draagt altijd wijde jurken en gekleurde brillen. Maar volgens papa is juf Clara een ‘vies, vuil kutwijf met een lelijk pottenkapsel.’
Papa komt aanlopen met een halve liter bier en een Cornetto. ‘Je moeder wacht in de auto’, zegt hij als hij zijn benen over het bankje slingert. Met een sis opent het bierblik. We eten en drinken terwijl de vrachtwagens naast ons optrekken en piepend achteruit rijden. Papa slaat zijn arm om mijn schouders en drukt me tegen zich aan, zo hard dat ik wat moeilijker adem kan halen. ‘Het komt wel goed, meis’, zegt hij, meer tegen zichzelf dan tegen mij. ‘Het komt wel goed.’
Als we verder rijden, ben ik weer misselijk. ‘Wie geeft dat kind dan ook een Cornetto’, zegt mama. Papa rolt zwijgend een nieuw sjekkie. Ik pak mijn tekenblok en teken een schaap met twee korte en twee lange poten. Dan teken ik Nina met twee korte en twee lange poten. En tenslotte teken ik papa en mama met één lang en één kort been. Ze moeten elkaars hand vasthouden om niet om te vallen. Dan kijk ik weer op de weg, want anders moeten we straks weer stoppen omdat ik moet overgeven.
Mama draait de snelweg af. We komen langs lage flats met grote schotels erop. Ik hoop dat papa’s nieuwe huis ook een schotel heeft, dan ga ik elk weekend contact proberen te maken met ruimtewezens. Alhoewel ik denk dat papa de schotel er meteen af zal halen als hij er één heeft, hij heeft het niet zo op schotels.
Mama slaat weer af, twee keer, drie keer. We rijden langs een verlaten speeltuin en dan stopt ze voor een flat. ‘Hier is het dan, Piertje.’
Papa stapt zwijgend uit en haalt Nina uit de kofferbak. Hij pakt ook de twee sporttassen die ernaast staan. Mama blijft een hele tijd in de auto zitten, maar dan gaat het portier toch open. Als ze uitstapt, heeft ze rode vlekken in haar gezicht en hals. Ook mama omhelst me zo hard dat het een beetje pijn doet. ‘Dag Pier, tot maandag.’ Ze kust me wel duizend keer op mijn wangen, op mijn hoofd, op mijn mond.
Als de auto pruttelend wegrijdt, sjokt papa richting de ingang van het portiek. Dan laat hij met een klap het hok met Nina op de stoep vallen en de twee sporttassen. Zijn schouders schokken. Zijn gesnik begint zachtjes maar verandert al snel in gierende uithalen. Hij zakt op de grond. De automatische schuifdeuren openen en sluiten zich steeds voor zijn neus. Als ik twee armen om papa heen sla, zie ik Nina het hok uit springen, de weg op.